Rechtbank Zeeland-West Brabant – Uitspraak 13‑02‑2023
Feiten
Belanghebbende heeft met ingang van 1 augustus 2019 een arbeidsovereenkomst gesloten met Werkgever.
Op 23 augustus 2019 is belanghebbende in Nederland gearriveerd in verband met voornoemde dienstbetrekking bij Werkgever. Tot die tijd woonde hij in het buitenland.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt de juistheid van de ingangsdatum van de 30%-bewijsregeling.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de ingangsdatum van de 30%-bewijsregeling moet worden gesteld op 23 augustus 2019, de datum dat hij in Nederland is gearriveerd. De inspecteur heeft zich ter zitting aangesloten bij voornoemd standpunt.
Conclusie en gevolgen
Het beroep van belanghebbende is gegrond. De rechtbank wijst de zaak terug naar de inspecteur om opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijst de zaak terug naar de inspecteur en draagt de inspecteur op opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
Opmerking
In deze zaak vingen de feitelijke werkzaamheden pas aan na aankomst in Nederland en is de werknemer ook pas vanaf dat moment in de salarisadministratie opgenomen. Het gaat hier slechts om een korte periode tussen het begin van het arbeidscontract en de aankomst in Nederland. Zou de werknemer al wel hebben gewerkt dan is formeel het inkomen toe te rekenen aan het land van verblijf dus dan zou de 30% regeling sowieso niet van toepassing zijn. Door de 30% regeling in te laten gaan op een datum waarop de werknemer feitelijk nog geen ingekomen werknemer was zou onterecht een deel van het voordeel wegvallen.
Wij kunnen u helpen!