Gerechtshof Den Haag, 21-03-2023
Datum publicatie: 15 mei 2023
Een verzoek om toepassing van de 30%-regeling is tijdig gedaan als het binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling door de belastingdienst is ontvangen. Artikel 6:9, lid 2 Awb is niet van toepassing. Het weigeren terugwerkende kracht toe te kennen aan het verzoek om toepassing van de 30%-regeling ingeval van termijnoverschrijding is niet disproportioneel. Coronapandemie levert geen verschoonbare termijnoverschrijding op.
Uitspraak op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 30 juni 2022, nummer SGR 21/1775.
Feiten
Belanghebbende heeft op 22 november 2019 met een in Nederland gevestigde werkgever, [A N.V.] (de inhoudingsplichtige), een arbeidsovereenkomst gesloten, waarbij belanghebbende wordt tewerkgesteld in Nederland vanaf 1 december 2019.
Namens belanghebbende is bij aangetekend schrijven met dagtekening 31 maart 2020 een verzoek gedaan om toepassing van de 30%-regeling met ingang van 1 december 2019 (het verzoek).
Het verzoek is door de Inspecteur op 7 april 2020 ontvangen.
Bij beschikking van 15 juli 2020 heeft de Inspecteur het verzoek voor de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 juli 2023 toegewezen (de beschikking) en derhalve niet met ingang van 1 december 2019. De belastingdienst heeft het bezwaar hiertegen afgewezen.
Oordeel van de Rechtbank
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van belanghebbende ongegrond dient te worden verklaard.
Beoordeling van het hoger beroep
Tussen partijen is in geschil of het verzoek om toepassing van de 30%-regeling is gedaan binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling als extraterritoriale werknemer, zodat de regeling ingaat met ingang van 1 december 2019 (datum indiensttreding). Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende overigens vanaf 1 december 2019 voldoet aan de vereisten voor toepassing van de regeling.
Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek is gedaan binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling van belanghebbende door de inhoudingsplichtige, zodat op grond van artikel 10ei, lid 2, eerste volzin, Uitvoeringsbesluit de 30%-regeling toepassing vindt vanaf 1 december 2019. In dat verband betoogt belanghebbende dat het verzoek weliswaar door de Inspecteur is ontvangen op 7 april 2020, maar het verzoek al op 31 maart 2020 ter post is bezorgd en daarmee voorafgaand aan het verstrijken van de viermaandstermijn is gedaan.
Subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat artikel 6:9, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met zich meebrengt dat het verzoek tijdig is ingediend, omdat het voor het einde van de termijn (1 april 2020) ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van die termijn door de Inspecteur is ontvangen.
Meer subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat het niet toekennen van de 30%-regeling per 1 december 2019 omdat het verzoek is gedaan buiten de termijn van vier maanden van artikel 10ei, lid 2, eerste volzin, Uitvoeringsbesluit, disproportioneel is in de zin van artikel 3:4, lid 2, Awb (het zogenoemde evenredigheidsbeginsel).
Meest subsidiair stelt belanghebbende dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van het verzoek verschoonbaar is.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat het verzoek op 7 april 2020 is ontvangen, hetgeen buiten de termijn van vier maanden van art. 10ei, lid 2, Uitvoeringsbesluit is. Volgens de Inspecteur is niet de zogenoemde verzendtheorie van toepassing, maar de ontvangsttheorie. Voorts stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat artikel 6:9, lid 2, Awb alleen op bezwaar- en beroepschriften van toepassing is en niet op een verzoek in de zin van artikel 4:1 tot en met 4:6 Awb. Tot slot stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat het stellen van een termijn niet disproportioneel is en er evenmin sprake is van verschoonbaarheid van de overschrijding van de termijn. De Inspecteur stelt zich aldus op het standpunt dat de beschikking terecht is gegeven met als ingangsdatum 1 mei 2020.
Artikel 10ei Uitvoeringsbesluit luidt als volgt:
“1 Een verzoek om toepassing of voortgezette toepassing van de bewijsregel ten aanzien van een ingekomen werknemer wordt gedaan aan de inspecteur. Deze beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2 Indien het verzoek is gedaan binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling als extraterritoriale werknemer door de inhoudingsplichtige, werkt de beschikking terug tot en met de aanvang van de tewerkstelling als extraterritoriale werknemer. Indien het verzoek later is gedaan, is de beschikking van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek is gedaan.”
Naar het oordeel van het Hof dient artikel 10ei, lid 2, eerste volzin, Uitvoeringsbesluit zo te worden uitgelegd dat een verzoek als daarin bedoeld “is gedaan” indien het is ontvangen door de inspecteur. Het Hof overweegt hiertoe het volgende.
Deze uitleg is naar het oordeel van het Hof het meest in overeenstemming met de letterlijke tekst van de bepaling en de betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik moet worden toegekend.
In de nota van toelichting bij het besluit, dat heeft geleid tot invoering van deze bepaling (Besluit van 20 december 2000 tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten, Stb. 2000, 640), wordt niet ingegaan op de vraag wanneer een verzoek “is gedaan”, zodat daaruit geen andersluidende opvatting van de besluitgever kan worden afgeleid. De Awb bevat evenmin regels die antwoord geven op de vraag wanneer een aanvraag tot het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 4:1 Awb – zoals een verzoek als bedoeld in artikel 10ei Uitvoeringsbesluit – is ingediend. Onder indiening moet blijkens de jurisprudentie worden verstaan het moment dat een aanvraag door het bestuursorgaan is ontvangen (vgl. CBb 10 januari 2007, ECLI:NL:CBB:2007:AZ7180) Naar het oordeel van het Hof dient aan het begrip “gedaan” in artikel 10ei, lid 2, Uitvoeringsbesluit dezelfde betekenis te worden toegekend als aan het begrip “ingediend” in artikel 4:1, lid 1, Awb.
De uitleg dat een verzoek als bedoeld in artikel 10ei, lid 2, eerste volzin, Uitvoeringsbesluit “is gedaan” indien het is ontvangen door de inspecteur doet geen afbreuk aan de doelstelling die wordt nagestreefd met de termijn van vier maanden. Uit een onder de voorloper van de 30%-regeling (de 35%-regeling) uitgevaardigd besluit (Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 mei 1995, DB95/119M, par. 2.10, vervallen per 1 januari 2001) valt af te leiden dat die termijn is bedoeld om inhoudingsplichtigen en hun werknemers een redelijke termijn te gunnen om na ingang van het dienstverband een aanvraag tot toepassing van de 35%-regeling in te dienen die terugwerkt tot het begin van het dienstverband. Die doelstelling is nadien niet gewijzigd en geldt naar het Hof aanneemt daarom ook onder het Uitvoeringsbesluit
Ten overvloede overweegt het Hof dat, afgezien van de tekst van artikel 10ei, lid 2, Uitvoeringsbesluit, het voor belanghebbende ook kenbaar was dat het verzoek binnen vier maanden door de inspecteur ontvangen diende te zijn, omdat op het formulier “Verzoek 2020, Loonheffingen, 30%-regeling”, dat dient te worden gebruikt voor de aanvraag van de 30%-regeling en dat ook door belanghebbende is gebruikt, staat vermeld:
“Wilt u vanaf de 1e werkdag gebruikmaken van de regeling? Dan moet het verzoek binnen 4 maanden na die dag bij ons binnen zijn. Anders mag u pas gebruikmaken van de regeling vanaf de 1e dag van de maand na de maand waarin u het verzoek doet.”
Het primaire standpunt van belanghebbende faalt derhalve.
Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat artikel 6:9, lid 2, Awb van toepassing is en dat het verzoek derhalve tijdig is ingediend, omdat het voor het verstrijken van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Het Hof verwerpt het standpunt van belanghebbende. Artikel 6:9, lid 2, Awb is van toepassing op bezwaar- en beroepschriften en niet op een aanvraag tot het geven van een beschikking in de zin van artikel 4:1, Awb, zoals het verzoek (CBb 10 januari 2007, ECLI:NL:CBB:2007:AZ7180).
Het Hof volgt belanghebbende evenmin in zijn meer subsidiaire standpunt dat de Inspecteur door het stellen van de ingangsdatum van de 30%-regeling op 1 mei 2020 in strijd heeft gehandeld met het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4, lid 2, Awb. Artikel 10ei, lid 2, Uitvoeringsbesluit geeft de Inspecteur geen discretionaire bevoegdheid om anders te besluiten indien het verzoek om toepassing van de 30%-regeling niet binnen vier maanden is gedaan. Voor een afweging van belangen op grond van artikel 3:4, lid 1, Awb is derhalve geen plaats. Het Hof ziet ook overigens geen aanleiding de viermaandstermijn in strijd met het evenredigheidsbeginsel te achten.
Ter zitting heeft belanghebbende nog het standpunt ingenomen dat indiening van het verzoek mede is vertraagd vanwege de coronapandemie en dat het verzoek daarom alsnog, naar het Hof aanneemt met een beroep op artikel 60 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, als tijdig ingediend moet worden aangemerkt. Los van het feit dat de coronapandemie geen verklaring biedt voor het feit dat het verzoek niet op enig moment voor 16 maart 2020, de dag waarop het kabinet het thuis werken afkondigde, is gedaan, zijn de door belanghebbende aangedragen feiten en omstandigheden ter onderbouwing van zijn standpunt dat de aanvraag door de coronapandemie is vertraagd niet afdoende. Dit standpunt van belanghebbende kan dus niet worden gevolgd.
Slotsom
De slotsom is dat de Inspecteur een juiste beschikking heeft gegeven en het hoger beroep ongegrond is.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Opmerkingen
Het is dus van groot belang dat de aanvraag tijdig wordt opgesteld en ingediend. Wacht niet tot het laatste moment en ben niet afhankelijk van de postbezorging. Mocht het niet mogelijk blijken te zijn om alle benodigde documenten op tijd te verzamelen dien dan een pro-forma aanvraag in. Een dergelijke aanvraag wordt al geaccepteerd als deze de naam en BSN van de werknemer bevat. De belastingdienst zal dan uiteraard om nadere informatie vragen maar hiermee wordt in ieder geval de deadline gehaald. Er zal extra tijd worden gegeven om documenten te verzamelen en daar kan mogelijk nog aanvullend uitstel voor worden gevraagd.
Nog beter: neem contact met ons op, wij kunnen u helpen en zorgen dat de deadline niet verloopt.
Wij kunnen u helpen!