Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 augustus 2023

Bij werkgever NV X trad op 1 augustus 2016 voor onbepaalde tijd de ingekomen werknemer Y in dienst en in de arbeidsovereenkomst werd afgesproken dat voor hem de 30% regeling zou worden aangevraagd. In een addendum bij de arbeidsoverkomst werd de volgende bepaling opgenomen:

“De Werkgever zal een eventueel verlies van het voordeel als gevolg van de 30% regeling gedurende de looptijd van de 30%-regeling niet compenseren. Het voordeel zal ook niet worden gecompenseerd na afloop van de toekenningsperiode of indien, als gevolg van wijzigingen in de Nederlandse wetgeving of op basis van rechtszaken, de toepassing van de 30% regeling negatief wordt beïnvloed”.

De inspecteur gaf met dagtekening 29 november 2016 een beschikking bewijsregel 30% regeling aan de werknemer. De tekst van de beschikking luidt:

“Geachte mijnheer/mevrouw,

Hierbij deel ik u mede dat u in aanmerking komt voor toepassing van de bewijsregel extraterritoriale (ingekomen) werknemers, ook wel genoemd de 30%-regeling ingekomen werknemers. Deze regeling is opgenomen in Hoofdstuk 4a, vrije vergoedingen en verstrekkingen extraterritoriale werknemers, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Voor meer informatie over deze regeling alsmede de relevante besluiten verwijs ik u naar www.belastingdienst.nl. De tekst van deze besluiten vindt u ook op www.minfin.nl. Voor de juiste uitvoering van de regeling door de inhoudingsplichtige treft u tevens informatie aan in het Handboek Loonheffingen.

Deze beschikking is afgegeven op grond van de in het verzoek verstrekte gegevens, en is geldig onder voorbehoud van wijziging in wet- en regelgeving.

De bewijsregel geldt voor de tewerkstelling door:

Werkgever NV X
Loonheffingsnummer: [nummer]

Van: 01-08-2016 tot en met: 31-07-2024
Hoogachtend,

De inspecteur.”

De wetgever heeft per 1 januari 2019 de maximale periode waarin gebruik gemaakt kan worden van de 30% regeling bij wetswijziging ingekort van 8 naar 5 jaren. NV X maakte na afloop van de ingekorte termijn bezwaar tegen de hogere afdracht van loonheffing en stelde dat zij de extra territoriale kosten van ingekomen werknemers bruto uitbetaalde in de salarisadministratie en dat de component van de 30% regeling van het loon als eindheffingsloon was aangewezen. Het was duidelijk dat de werkgever probeerde om werknemer Y toch langer gebruik te kunnen laten maken van de 30% regeling door de inkorting van de regeling buiten spel te zetten. In eerste instantie dus door te stellen dat de vergoeding van de extra territoriale kosten was aangewezen als eindheffingsloon en gericht vrijgesteld was.

De inspecteur ging daar niet in mee.

NV X ging in beroep, maar de Rechtbank stelde NV X in het ongelijk. Aangezien NV X bij het uitbetalen van het loonbestanddeel rekening had gehouden met een verwerking als loon in de zin van artikel 10 Wet LB en dit ook als zodanig op individueel niveau had verwerkt in de loonadministratie, was geen sprake van een aanwijzing als eindheffing. Ook in het licht van de conclusie van 7 juli 2023 waarin Advocaat-Generaal Ettema was ingegaan op de vraag wanneer sprake was van een aanwijzing als eindheffingsbestanddeel was volgens de Rechtbank geen sprake van eindheffingsloon. Ook met het addendum op de arbeidsovereenkomst had NV X niet aannemelijk gemaakt dat de looncomponent was aangewezen als eindheffingsloon, en daarom was de vrijstelling van artikel 31a, lid 2, letter e, Wet LB niet van toepassing.

Daarop voerde de werkgever nog andere argumenten aan waarom volgens haar de inkorting van de 30% regeling juridisch niet door de beugel kon.

De Rechtbank ging in op deze overige argumenten van NV X dat zij de gerichte vrijstelling mocht toepassen voor het geval de looncomponent zou zijn aangewezen als eindheffingsloon, omdat de Hoge Raad zich nog niet had uitgelaten over de uitleg van het begrip “aanwijzen” en er nog andere procedures liepen over de gang van zaken rondom de inkorting van de 30%-regeling.

Zou de werkgever de gerichte vrijstelling mogen toepassen omdat de beschikking nooit is ingetrokken of gewijzigd?

NV X heeft gesteld dat de beschikking niet is ingetrokken of gewijzigd, waardoor de geldigheidsduur van de beschikking ten gevolge van de wetswijziging niet is verkort. De Rechtbank overweegt dat in de beschikking is opgenomen dat de geldigheid van de beschikking afhankelijk is van toekomstige wijzigingen in wet- en regelgeving. Tussen partijen is niet in geschil dat de wet is gewijzigd. Naar het oordeel van de Rechtbank wordt de geldigheid van de beschikking verkort door de wetswijziging. Gelet op het voorbehoud in de beschikking is dit niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Bovendien was de inspecteur niet gehouden een nieuwe beschikking af te geven of de reeds afgegeven beschikking te wijzigen, omdat hij daartoe geen wettelijke verplichting heeft. 

Is de aanpassing van de 30% regeling in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?

NV X heeft gesteld dat de wettelijke verkorting van de looptijd van de 30% regeling in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Rechtbank overweegt dat toetsing van de wet aan fundamentele rechtsbeginselen uitgesloten is op grond van artikel 120 Grondwet en zal zich hierover dan ook niet uitlaten.

Is sprake van een individuele en buitensporige last?

NV X stelt dat de verkorting van de looptijd van de beschikking voor haar een individuele en buitensporige last vormt. Zij voert hiertoe aan dat het netto-inkomen van ingekomen werknemers kan dalen met 20% – 25%, hetgeen een excessieve last zal vormen vanuit het perspectief dat bij immigratie had mogen worden verwacht.

De Rechtbank overweegt dat onderhavig geschil ziet op de afdracht op aangifte van door belanghebbende ingehouden loonbelasting. Niet gesteld of gebleken is hoe de verkorting van de looptijd van de 30% regeling haar raakt, aangezien de salariskosten die zij maakt niet wijzigen als gevolg van de verkorting van de geldigheidsduur van de beschikking. Uit het addendum op de arbeidsovereenkomst volgt immers dat zij de werknemer niet zal compenseren voor enig verlies vanwege het vervallen van de 30% regeling. Nu de gevolgen van de verkorting van de 30% regeling belanghebbende niet raken, kan van een schending van haar eigendomsrecht geen sprake zijn.

Logisch, de werknemer gaat er netto op achteruit maar voor de werkgever veranderen de totale kosten niet. De werkgever kan dan ook geen financieel nadeel hebben en dus zeker geen buitensporige last.

De Rechtbank verklaarde het beroep van NV X ongegrond.

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *